|
||||||||
|
Voor u zelf op zoek gaat: Bassekou Kouyaté kent u vast wel als de man die de ngoni, dat ietwat rare, luit-achtige instrument flink populariseerde, onder meer via zijn platen en concerten aan de zijde van Toumani Diabaté, Habib Koité, Ali Farka Touré of Tal Mahal. In kringen van liefhebbers van “wereldmuziek “is zijn naam intussen al ruim drie decennia lang gemeengoed geworden. De naam van ’s mans echtgenote, Amy Sacko is veel minder bekend, me dunkt, en toch klink in haar thuisland Mali ook háár naam als een klok. Ze heeft er zelfs een bijnaam en wordt “de Tina Turner van Mali” genoemd. Die reputatie zong ze bijeen in het zogeheten huwelijkscircuit dat Mali Kenmerkt: trouwerijen zijn daar heuse feesten, waar live-muziek een essentiële rol bij vervult en wie er zingt of speelt kan maar beter over een goeie fysiek en dito uithoudingsvermogen beschikken. Garaná is dan weer de naam van het stadje aan de oever van de Niger, zo’n 60 kilometer van Ségou, waar de Kouyatés een heuse dynastie vormen. Zangeres Oumou, oudere broer Modibo en stilaan ook zes of zeven van hun kinderen, houden er allemaal de griot-traditie in leven en ze spelen ook allemaal samen in Les Etoiles de Garaná, een soort supergroep met alleen maar familieleden van Bassekou. Een van, ngoni-bassist Mamadou, is trouwens medemuzikant en producer van deze plaat, waarop Amy Sacko de vocale hoofdrol speelt en telkens weer in duel gaat met de ngoni van manlief. Een heuse familiezaak dus, die daarenboven in eigen stad opgenomen werd en dus verbaast het je als luisteraar niet dat de muzikanten in topvorm verkeren: geen tour-stress, gewoon lekker relaxt een dozijn nummers spelen en zingen, terwijl quasi toevallig één en ander opgenomen wordt. Dat levert een klein uurtje loepzuivere Mali-muziek op, waarmee verhalen verteld worden, die, zoals het hoort, geschiedenissen van het land en de familie vertellen. “Djonkoloni” is er zo eentje, dat we trouwens al kenden van een vorige Kouyaté-plaat, “Segu Blue”, van alweer bijna twintig jaar geleden. Het straffe aan deze plaat is dat ze een soort “stand van zaken” van de hedendaagse Bambara-muziek blijkt te zijn. Ik bedoel maar: ok de Malinese muziek evolueert in de richting van wat de Westerse markt lijkt te dicteren, maar Bassekou doet aan die trend niet mee, integendeel: hij gaat helemaal “back to the roots” van zijn instrument en naar de verhalen van zijn volk.Dit is erg basic: drie ngoni’s, een dum-dum en de stem van Amy. Meer hebben rasmuzikanten van het niveau van Bassekou niet nodig om je de hele tijd bij de les te houden. Wat Bassekou bijvoorbeeld in “Garaná” tevoorschijn tovert, is ronduit magisch, maar ook “Doba” blaast je van je sokken, net als “Dama N’Diaye” of “Djama”. Slotsom: een akelig perfecte plaat, die je opnieuw kennis laat maken met een soort muziek waar je al tientallen jaren van houdt, maar die een heropfrissing nodig had. Die wedergeboorte is met deze plaat een feit. Een renaissance-plaat dus. (Dani Heyvaert)
|